De stichters

De Congregatie van de Heilige Geest onder bescherming van het Onbevlekt Hart van Maria is een religieus missionair instituut, dat zich geroepen weet om in navolging van Jezus Christus de Blijde Boodschap van het Koninkrijk te verkondigen aan de armen.

Oorsprong

De oorsprong van de congregatie ligt in Bretagne, Frankrijk. Het Frankrijk van het einde van de 16e en het begin van de 17e eeuw beleefde een bewogen tijd. Nog heersten absolute monarchieën in Europa. Maar een nieuwe rijke burgerij deed haar macht en invloed voelen. Er heerste grote armoede en onwetendheid onder de grote massa. De bisschoppen waren meestal edelen of kwamen uit de nieuwe rijke burgerij. Velen van hen waren verwikkeld in politieke en religieuze conflicten (Jansenisme, Gallicanisme). Er was nauwelijks aandacht voor de arme parochies in het binnenland. Onder de geestelijkheid was de zucht naar ereambten en de daaraan verbonden prebendes groot. Met name in het Zuiden van Frankrijk en in Bretagne ontstond echter ook een sterk religieus réveil. De invloed van de Verlichting luidde reeds een nieuwe wereldorde in.

Claude François Poullart des Places (1679 – 1709)

Een jonge Fransman uit Rennes in Bretagne, Claude François Poullart des Places, telg uit de lage adel en zoon van een rijk en ambitieus koopman en politicus, brak met zijn milieu en besloot zich als een arm priester aan de dienst van de armsten te wijden.

Hij stichtte in Parijs een seminarie voor arme studenten, die zich na een degelijke wetenschappelijke en geestelijke vorming aan de dienst van de armen zouden wijden. Ereambten mochten ze niet bekleden. Ze moesten zich beschikbaar houden voor die functies in de kerk waarvoor niet of nauwelijks bedienaren te vinden waren.

Uit een eerste groep van 12 gelijkgezinden groeide langzaamaan een religieuze congregatie die de naam kreeg Congregatie van de H. Geest. Op Pinksterzondag 1703 wijdden zij zich toe aan de H. Geest onder aanroeping van het Hart van Maria.

De nieuwe congregatie had het niet makkelijk in het politiek en kerkelijk klimaat van die tijd. Van alle kanten kwamen tegenwerking en tegenslagen. Ze kregen ook een misprijzende geuzennaam: Spiritijnen.

Vanaf de jaren 1860 kwamen ook de buitenlandse missies in het vizier: de oude koloniën van Frankrijk in Afrika: de Franse handelsposten langs de Westkust van Afrika, de eilanden in de Indische Oceaan: nu Mauritius en La Reunion, en de “wingewesten” die Frankrijk nog overhield na de Frans-Engelse oorlogen in de Nieuwe Wereld, nu de Amerika’s en Canada. Samen met de Missions Etrangères van Parijs ging men ook naar de toenmalige Franse bezittingen in Azië (Indochina en gebieden in het huidige China) De jaren van de Franse Revolutie en de Napoleontische tijd tot aan de laatste revolutie in 1848 vormden een ware crisistijd voor de congregatie, waarin ze ternauwernood overleefde.

François Marie Paul Libermann (1802-1852)

In de 40er jaren van de 19e eeuw begon de grote ontdekking van Afrika onder de Sahara, al spoedig gevolgd door een intensieve kolonisatie. Dat luidde ook zowel in de katholieke kerk als bij de christenen uit de reformatie een grote missionaire beweging in. Er ontstonden nieuwe missiecongregaties waaronder de Congregatie van het H. Hart van Maria de eerste was.

Zij ontstond uit het initiatief van twee Creoolse seminaristen, een uit Haïti en een uit Bourbon (het tegenwoordige Mauritius in de Indische Oceaan). Beide waren zonen van ex-slavenhouders en ze wilden een gemeenschap stichten die zich zou wijden eeuw  aan de vrijgeworden slaven, een nieuwe onderklasse.

Ze wendden zich tot een oudere medestudent, een bekeerde Jood uit Saverne in de Elsas: François Marie Paul Libermann. Om gezondheidsredenen was hij voorlopig van het priesterschap uitgesloten maar hij wachtte geduldig “het uur van God” af. Libermann ging in op hun verzoek en begon de nieuwe stichting voor te bereiden. Hij was een visionair: hij zag voor de beoogde nieuwe congregatie een veel breder arbeidsveld: de evangelisatie van Afrika. Daarbij sloot hij op voorhand ook de nieuwe “koloniën” in de Nieuwe Wereld niet uit, zelfs niet de armsten en de meest verlatenen in Europa. In 1840 werd hij priester gewijd en toen kon hij met het “werk van de zwarten” beginnen. Hij wijdde zijn jonge gemeenschap toe aan het Onbevlekt Hart van Maria, maar ook de H. Geest stond in het hart van zijn spiritualiteit. Hij stond reeds bekend als een gezocht geestelijk leidsman, nu bleek ook zijn talent voor de vorming van jonge mensen en zijn organisatorisch talent.

In 1843 vertrokken zijn eerste missionarissen naar West Afrika en al gauw werd door de Romeinse Congregatie de Propaganda Fide de hele westkust aan de jonge congregatie toevertrouwd, vanaf het huidige Senegal tot het huidige Angola. Het werk startte onder grote moeilijkheden: zware offers in mensenlevens, in aanpassing aan leefgebied en cultuur en het ontwikkelen van een authentieke missionaire visie.

Uit twee congregaties één

Vanaf het begin had Rome al gesuggereerd dat de twee congregaties één moesten worden:

“Eenzelfde doelstelling: overzeese missies en de dienst aan de armsten, en een vergelijkbare spiritualiteit”

De oude Congregatie van de H. Geest had reeds een lange en respectabele geschiedenis, en alle vereiste kerkelijke en civiele erkenningen. De jonge Congregatie bracht het elan van een enthousiaste groep jonge mensen in, en een nieuwe missionaire visie, geheel op de toekomst gericht. Op Pinksterzondag van het jaar 1848 trad Libermann met zijn hele jonge congregatie in bij de Spiritijnen. Hij werd met algemene stemmen gekozen tot de 11e algemene overste van de oude/nieuwe congregatie en bracht met voortvarendheid het oude seminarie van de H. Geest tot nieuw leven. De naam van de Congregatie was voortaan: Congregatie van de H. Geest onder bescherming van het H. Hart van Maria. François Libermann stierf op 2 februari 1852, nog geen 50 jaar oud.

(Bron: F. Timmermans, CSSp)