WEES BARMHARTIG ZOALS UW VADER BARMHARTIG IS
Bron: 1 Samuel 26.2,7-9,11-13,22-23, 1 Korintiers 15.45-49, Lucas 6.27-38.
De lessen die Jezus vandaag onderwijst, behoren tot de moeilijkste van het christelijke morele leven. Het liefhebben van je vijanden lijkt niet alleen ironisch maar evenzeer onnatuurlijk. In de meeste tradities wijsheid wordt wraak zelfs beschouwd als een natuurlijke logica, zelfs de grote Wetgever, Mozes, baseerde zijn wet op oog om oog en tand voor tand. Toen ik jong was, kenden we al de uitdrukking: “als jij mij doet en wat ik jou doe, wordt God niet kwaad”. Deze uitdrukking betekende eenvoudigweg dat God zich eigenlijk wel prettig voelt bij wraak. Jezus begint de lezing van vandaag zelfs met de opdracht om onze vijanden lief te hebben; waarom zou iemand in hemelsnaam zijn of haar vijanden liefhebben?
Hoe moeilijk deze les ook klinkt, we zien al in het Oude Testament al een gebeurtenis die dicht bij deze levensles in de buurt komt. David in de eerste lezing had een kans om zijn vijand te doden, maar hij weigerde hem te doden. Saul was op een missie om David te doden, hij zou geen moment getwijfeld hebben als hij de kans had gekregen om David te doden, maar toen David toevallig de kans kreeg om hem te doden, spaarde hij Sauls leven. Davids mannen waren zelfs verbaasd over zo’n daad, Abisai zei tegen hem: ‘Vandaag heeft God je vijand in je macht gebracht, dus laat me hem nu met zijn eigen speer op de grond vastpinnen. Slechts één slag! De uitdrukking “slechts één slag!”, vertelt ons hoe woedend Abisai op de vijand was. Met de hoeveelheid woede en haat die hij had voor Saul, hun vijand, hoefde hij maar één keer te slaan en het zou voorbij zijn voor Saul! Waarom zou David zo’n kans afwijzen, waarom spaarde hij zijn vijand?
David spaarde Saul niet uit liefde of medelijden, hij spaarde Saul uit liefde en achting die hij voor God had. Het doden van Saul zou zelfs zijn toegang tot de troon van het koningschap van Israël hebben bespoedigd. Hij was immers al door Samuël gezalfd om na Saul de koning te zijn. Toch was zijn liefde en respect voor God groter dan zijn honger naar wraak en gezag. Dit zou niet de laatste keer zijn dat David op zo’n vreemde manier handelde. Als koning zou zijn zoon Absalom tegen hem in opstand komen en hem met alle middelen willen doden. Davids mannen kregen Absalom toevallig te pakken en doodden hem om de troon van David veilig te stellen. Toen dit goede nieuws aan David werd gebracht, ging hij in plaats van feest te vieren, in een diepe rouw. De manier waarop hij tegen het gebeuren aankeek was totaal anders dan de manier waarop ieder ander, inclusief zijn huishouding, er tegenaan keek.
Vergeven is heel moeilijk, zelfs voor mensen die geliefden zijn, familieleden, kerkleden, enz. Petrus’ vraag over vergeving geeft ons een aanwijzing. Hij vraagt Jezus: “Heer, hoe vaak zal mijn broeder tegen mij zondigen, en zal ik hem vergeven? Maar liefst zeven keer?” (Matteüs 18,21-22). Petrus vroeg niet naar het vergeven van zijn vijanden, maar van zijn broeder! Deze vraag maakt duidelijk dat zelfs het vergeven van onze eigen broeders en zusters niet gemakkelijk is, om nog maar te zwijgen van het vergeven en liefhebben van onze vijanden en van hen die ons dood wensen. Het is heel gemakkelijk om anderen te beoordelen en te veroordelen, en hoe verder die anderen van ons af staan, des te strenger en heftiger het oordeel en de veroordeling wordt dat wij over hen uitspreken. Soms kan dit zelfs systematisch en institutioneel worden.
Er is een zeer recent filmpje online van politieagenten die afrekenen met twee vechtende tieners. Deze twee politieagenten halen de twee tieners uit elkaar en geven één van hen een bank om te zitten en toe te kijken terwijl ze de andere in de boeien slaan. Het enige grote verschil tussen de twee tieners was hun huidskleur. Ik geef dit voorbeeld niet alleen omdat het opmerkelijk is, maar
DEZE ZOON VAN MIJ WAS DOOD EN IS WEER TOT LEVEN GEKOMEN
Bron: Jozua 5.9-12, 2 korintiers 5.17-21, Lucas 15.1-3, 11-32..
Dierbare medechristenen, de parabel van de verloren zoon, zoals hij vaak wordt genoemd, is in deze veertigdagentijd onze overdenking waard. In het Engels echter heeft de parabel een andere naam: the prodigal Son. Misschien het beste te vertalen met: de buitensporige zoon of zoon die alles verkwiste. Ik weet niet hoe Jezus de parabel noemde. De meeste mensen zullen zich concentreren op de ‘verloren zoon’. In het verhaal was het alleen de vader die de jongen verloren en dood noemde. Hij beval een feestmaal. De oudere broer was boos, hij noemde zijn broer de buitensporige zoon en vroeg zich af waarom een verkwistend kind op zo’n grootse manier gevierd zou worden. Hij kon de ‘dwaasheid’ van het hele gebeuren niet begrijpen: waarom iemand belonen die straf verdiende? De twee titels die gebruikt worden in de beschrijving van deze zoon zijn belangrijk, want een naam kan veelzeggend zijn. Wanneer je zegt dat iemand een moord heeft gepleegd, is dat iets heel anders dan wanneer je zegt dat iemand doodslag heeft gepleegd. In beide gevallen is er iemand vermoord, maar of je het doodslag of moord noemt, verandert er veel, vooral voor degene die schuldig is. In het boek “Things Fall Apart” (Dingen vallen uit elkaar) van Chinua Achebe gaf een wijze man, Ogbuefi Ezeudu, een belangrijk advies aan Okonkwo over een onschuldige jongen die ze op het punt stonden te doden. Hij zei tegen Okonkwo: “die jongen noemt je vader, maak geen deel uit van zijn dood’. De wijze man zei niet dat de jongen niet gedood moest worden, zoals de gemeenschap besloten had, maar hij vond dat de man die hij vader had genoemd en naar wie hij opkeek als een vader, geen deel mocht uitmaken van deze gebeurtenis. Helaas sloeg Okonkwo geen acht op dat advies. Wanneer we de jongen uit de parabel de verkwistende of buitensporige zoon noemen, gaan we voorbij aan de ervaringen die hij doormaakte. Feit blijft dat hij de rijkdom van zijn vader verkwistte, maar ook dat hij verdwaalde en in de problemen kwam. Hij was zo vervreemd dat zelfs toen hij bijna stervende was, hij het moeilijk vond om naar zijn vader terug te keren. Hij was bereid om zich met het voedsel van de varkens te voeden. Hij was bereid om met de varkens te leven in plaats van terug te keren naar zijn vader. Hij vond dat hij een mislukking was, hij voelde dat hij zijn menselijkheid totaal verloren had. Hij geloofde dat hij geen plaats meer had in het huis van zijn vader. Dit is punt om over na te denken, want ook in onze tijd zijn er mensen die nog steeds vastzitten op dit ellendige pad: mensen die niet geloven dat ze enige waarde hebben. Er zijn mensen die zichzelf totaal hebben opgegeven en de hoop hebben verloren om een zinvol leven te hebben. Sommigen zouden zelfs bereid zijn zich met de varkens te voeden als iemand hen de kans geeft. Ze hebben elk gevoel voor het huis van een vader verloren. Laten we ook niet vergeten dat deze jongen niet terugkwam om als zoon aanvaard te worden! Hij kwam niet terug om zijn daden te rechtvaardigen of om dwaze excuses aan te voeren waarom hij weggegaan was. Hij kwam terug in totale nederigheid en gebrokenheid, hij had aanvaard dat hij een mislukkeling was, hij was een ander persoon geworden. Zijn missie was om bij zijn terugkomst geaccepteerd te worden als één van de dienaren. Hij had elk besef van zijn waarde als zoon verloren. De oudere broer zag deze gebrokenheid en neerslachtigheid van zijn broer niet. Hij was alleen geïnteresseerd in het geslachte vetgemeste kalf en het feestmaal, dat hij geen aandacht schonk aan zijn ‘dode’ broer. Hij zag de ellende, de pijnen en de folteringen van zijn broer niet, hij zag alleen het geslachte kalf waarvan hij met zijn vrienden had kunnen genieten. Hij was helemaal in beslag genomen door zijn eigen verlangens en belangen. Dit is daarom geen gelijkenis van een buitensporige zoon, dit is een gelijkenis van een verloren zoon die alles verloren heeft! Hij verloor zijn kansen en mogelijkheden, hij verloor zijn rijkdom, hij verloor zijn menselijkheid, hij verloor zijn integriteit, hij verloor zijn zintuigen. Het lijkt erop dat dit kind al verloren was voordat hij het huis van zijn vader verliet. Hij verloor zijn gevoel voor doel en de zin van het leven. Hij had het doel van zijn leven in het huis van zijn vader verloren en vond dat het verlaten van het huis om van het leven te genieten met zijn vrienden hèt ultieme doel van het leven was. Dit leidde voor hem tot nog meer verliezen, totdat hij alles kwijt was. Hij stond op het punt zijn leven te beëindigen toen hij die flits van genade kreeg die hem weer bij zijn positieven bracht. Ook wij kunnen in het huis van onze Vader zijn en toch verloren zijn. Ook wij kunnen de zin van ons thuis zijn in het huis van de Vader verloren hebben. Wij kunnen de zin van onze positie als kinderen van God verloren hebben. Wij zouden bij God thuis zijn kunnen gaan zien als een last, wij zouden het geloof kunnen gaan zien als ouderwets, tijdverspilling, naïef en een soort onderdrukking. We zouden in de verleiding kunnen komen om ons een heerlijk leven voor te stellen buiten het huis van de Vader, waar we het leven zouden kunnen leiden waarover fantaseren. We zouden ons kunnen gaan inbeelden dat we de steun van onze Vader niet meer nodig hebben, dat we nu met ons leven en onze middelen kunnen omgaan zoals we willen zonder de normale controle van het huis van de Vader. Wij, mensen van vandaag, zijn geroepen tot een verandering van hart. Want verandering van perspectief kan ons leiden tot groei. De vader uit de parabel roept zijn oudste zoon op om de dingen op een nieuwe manier te zien, om de aandacht te verleggen van de verspilde rijkdom naar de verspilde zoon. Hij wil dat zijn oudste zoon ziet dat het leven van zijn broer belangrijker is dan welk vetgemest kalf dan ook. Hij wil dat hij ziet dat zijn broer is teruggekomen in totale nederigheid en haveloze kleren. Hij was niet teruggekomen om rechten en aanspraken op te eisen. Hij was teruggekomen met levenslessen uit zijn pijnen en gefrustreerde ondernemingen. Hij was nederig geworden door zijn ervaring. Het lijden en de pijnen van zijn vergeefse reis hadden hem de bittere les geleerd die hij thuis weigerde te leren. De veertigdagentijd is een periode van leren, een periode van bewustwording, groei en rijpheid. De Vader nodigt ons uit om met zijn ogen te zien, om de manier waarop we naar anderen kijken te veranderen, om op te houden mensen af te schrijven met slechte namen, etiketten en negatieve gevoelens. De Vader nodigt ons uit om boven onze persoonlijke en egoïstische belangen uit te stijgen en de pijn en ellende te zien van anderen die verlangen naar een thuis, naar voedsel, naar een zekere status. De Vader nodigt ons uit om deel uit te maken van het genezingsproces voor hen die ziek en gebroken zijn. En we kunnen alleen deel uitmaken van deze genezing als we dieper kijken dan de oppervlakte om de verwarringen, stoornissen, vervuilingen, honger en ellende te zien die achter de lachende gezichten en oppervlakkige vreugden van de berouwvolle zondaar liggen. Deze prachtige parabel biedt ons drie mogelijke levenstrajecten: (1) soms zijn we de verloren zoon die de rijkdom van de vader hebben verspild: onze zintuigen, status, betekenis, richting hebben verloren en zelfs het risico lopen ons leven te verliezen. (2) Soms zijn we ook de oudere broer die bezig is met zichzelf: meer denkt aan de vetgemeste kalveren dan aan de gebroken broeders en zusters. We kunnen zo opgaan in ons verlangen naar beloning dat we vergeten barmhartig, medelevend en zorgzaam te zijn. (3) Maar het perspectief van de Vader is waar we toe uitgenodigd zijn: een plaats van wijsheid die verder kijkt dan de oppervlakte, barmhartigheid die openstaat voor de gewonden, klaar om te helen en te herstellen wat verloren was, mededogen dat onvoorwaardelijk en diep is. Moge deze Veertigdagentijd die noodzakelijke verandering van hart brengen en ons vervullen met de liefde die in staat is om de wereld, onze gezinnen, gemeenschappen en levens plaatsen van glorieus “Alleluia” te maken, door Christus onze Heer. Amen.
Denk niet aan het verleden: zie, ik ga iets nieuws beginnen
Bron: Jesaja 43,16-21, Filippenzen 3,8-14, Johannes 8,1-11.
Er is iets met het verleden.
Veel ernstige chronische ziekten die mensen hebben, zijn het gevolg van het verleden.
Dit kan gaan van kleine gebeurtenissen uit het verleden tot ernstige traumatische ervaringen
die een voortdurende behandeling nodig maken.
Soms zijn deze kwalen niet meer behandelbaar,
maar worden door artsen alleen nog maar onder controle worden gehouden.
Wanneer we spreken over posttraumatische stoornissen, depressies,
hallucinaties, chronische stress, angst en buitensporig piekeren,
hebben we vaak te maken met het verleden.
Veel oorlogs-veteranen en oorlogs-slachtoffers blijven de rest van hun leven psychisch belast.
Maar niet allen bij oorlogen,
ook gewoon huiselijk geweld kan mensen voor de rest van hun leven traumatiseren.
Soms kunnen de slachtoffers niet eens de hand leggen op de precieze oorzaak van hun leed.
Maar het zijn niet alleen de lelijke ervaringen uit het verleden
die ons heden en onze toekomst pijnlijk kunnen maken,
het kan evengoed het prachtige verleden zijn
waar we nog steeds met diepe nostalgie aan terugdenken.
Dit is een reden waarom veel goede echtparen het moeilijk vinden
om een prachtig leven te leiden wanneer een van de partners overlijdt.
Er zijn mensen die de goede oude tijd die zij verloren hebben,
zozeer blijven betreuren dat wat in het heden en de toekomst ligt voor hen onaangenaam wordt.
De profeet verkondigt Gods woord in de eerste lezing van vandaag:
” Denk niet meer aan het verleden,
ik maak een weg in de wildernis, paden in de woestijn;
ik zet water in de woestijn, de wilde beesten zullen mij eren”.
Dit door Jesaja geschilderde beeld beschrijft ook de ervaring
van de ter dood veroordeelde vrouw uit het evangelie.
Haar vorig leven leidde haar naar een zeker doodvonnis.
Getraumatiseerd door angst en schaamte stond zij haar lot af te wachten.
Haar geest moet op hol geslagen zijn van verwarring, schuld, spijt en wanhoop.
Ze wist dat niemand iets kon doen om haar te redden van wat haar te wachten stond.
Toch was Jezus in staat haar een nieuw leven te geven.
Jezus, de Zoon van God bevrijdde de vrouw,
terwijl de mensen die met stenen kwamen om de vrouw te doden
de Goddelijke Wet van Mozes verdedigden.
Paulus was een man die wist wat het betekent om verloren te zijn
in de wildernis van zonde, onwetendheid en duisternis.
Hij is in de tweede lezing vol van waardering.
Voor hem zijn alle andere dingen vuilnis
vergeleken met het nieuwe leven dat hij in Christus had.
En hij geeft ons de beste manier om een nieuw leven te leiden:
het verleden vergeten en vooruitzien naar wat komen gaat.
Meestal vinden we het moeilijk om het verleden te vergeten,
onze gedachten gaan steeds terug naar de Egyptische lekkernijen,
in plaats van ons te richten op het beloofde land en door de woestijn te trekken:
we blijven verlangen en gaan we zelfs terug naar Egypte.
Paulus had veel bagage uit het verleden:
hij doodde en vervolgde de Kerk waartoe hij nu behoorde,
maar toch liet hij niet toe dat de oude schuld of spijt hem ervan weerhield
om een mooie toekomst na te streven.
Hij liet zijn mislukkingen uit het verleden niet zijn toekomst bepalen.
Wat God in de eerste lezing belooft is een radicale verandering:
het is niet nodig om de dingen uit het verleden te herinneren.
God wil ons helemaal losmaken van het lelijke verleden,
Hij wil de herinnering uitwissen,
zodat we met een schone lei opnieuw kunnen beginnen
en een gevoel van vrijheid krijgen.
Hij wil trauma’s helen en vervangen door een onuitsprekelijke vreugde.
Het water dat in de woestijn stroomt
maakt de woestijn totaal tot een nieuwe vruchtbare plaats.
De boodschap van deze zondag bereidt ons voor
op de opstanding van Jezus met Pasen,
waardoor wij toegang hebben tot een nieuw leven.
Het hele proces van lijden, dood en opstanding van Jezus
laat zien dat hoe duister het verleden ook is,
het licht van de toekomstige heerlijkheid de duisternis doorbreekt.
Dit geeft ons reden om elke stem van wanhoop en duisternis te bestrijden en te trotseren.
Wij zijn daarom geroepen om onze hoop te vernieuwen,
om boven elk juk van angst, zorgen, bezorgdheid en verwarring uit te stijgen.
Wij zijn geroepen om het licht van Pasen helderder te laten schijnen
dan de duisternis van Goede Vrijdag.
Veel mensen voelen in deze dagen de pijn waartoe oorlog kan leiden van dichtbij:
ze ontvluchten de door strijd verscheurde landen
om in onze omgeving een toevluchtsoord te vinden.
Naast voedsel, kleding en onderdak
hebben ze liefde en mededogen nodig om te kunnen genezen van deze ervaringen.
Wij zijn geroepen om het vuur van de liefde weer te laten oplaaien in onze harten.
Laten we liefdevol als Jezus zijn en onze gevoelloze stenen laten vallen.
Laten we meer menselijk worden en ons hart openen voor nieuwe dingen,
nieuwe mogelijkheden, nieuwe antwoorden, nieuwe wegen en nieuwe kansen.
Moge God steeds opnieuw nieuwe dingen door ons doen,
bijzonder voor hen die de hoop verloren hebben.
Mogen wij het water zijn in de woestijn van het leven,
mogen wij de weg zijn in de wildernis voor hen die hun weg kwijt zijn
door Christus onze Heer.